Ik zie mijzelf in je zonnebril. We zijn verwikkeld in een paringsdans waarin wij elkaar vertellen wat we mooi vinden, waar we van houden en zoeken wij naar zoveel mogelijk gelijkgestemdheid. Het zachte zand stroomt mijn kraag in maar het deert mij niet. Je bent half in mij getijgerd en we wisselen het dansen af met zoenen en neuzen. De verkoeling van water opzoeken bij deze temperaturen was een goed idee. Het recreatie meertje met het kleine strandje in de buurt is daar uitermate geschikt voor. Je zoent heerlijk. Je lippen zijn zacht en je tong beweegt zich sociaal door mijn mond opzoek naar contact. Je lust is duidelijk waarneembaar. Als de een stopt met zoenen jaagt de ander de lippen na.
“Is dat uw bootje” hoor ik iemand zeggen. Terwijl onze tongen in hun eigen dans zijn verwikkeld kijken we elkaar alert aan. Onze ogen vragen zich af of het over ons gaat. Worden wij nu aangesproken? “Pardon, is dat uw bootje?” horen wij opnieuw. We laten elkaar los en richten onze blik op het meer. Shit, inderdaad, daar dobbert ons bootje in het midden van het meer. Ik spring op en als een zandloper die zojuist gekeerd is loopt het zand mijn nek uit en mijn broek in. De rillingen lopen over mijn rug.
Langs het strandje is een fietspad wat de twee naburige gemeentes met elkaar verbind. Het forenzen pad. Fietsende kantoormannen op weg naar het werk en ‘s-middags weer op weg naar huis. Een groepje collega’s, op weg naar huis, zijn gestopt om ons te attenderen op ons afgedreven bootje. Ik kijk om mij heen voor oplossingen maar zie dat het op en om het meer zo goed als verlaten is. De meeste mensen zijn al naar huis gegaan en alle faciliteiten zijn al gesloten. Ook het fietsers collectief oppert geen mogelijke oplossingen Wel heeft een enkeling verhalen paraat over een gelijkwaardig voorval. Terwijl de groep forenzen mijn aandacht opeist hoor ik jou ergens op de achtergrond zeggen “O, die haal ik wel even”. Terwijl ik sta te gissen naar wat de strekking van jouw opmerking zal zijn, knoop jij jouw broek los, schopt je schoenen uit en doe jij jouw broek omlaag. “Ga je zwemmen?” vraag ik verbouwereerd naar de bekende weg. Terwijl je uit je broek stapt, trekt je jouw blouse over je hoofd uit. Daar sta je in je ondergoed. Je zegt niets maar ik krijg een vette knipoog van je, nog steeds niet bewust wat er zo staat te gebeuren. Ik richt mijn blik weer op ons kleine bootje in het midden van het meer en tracht een inschatting te maken hoe ver zwemmen het is. Ook probeer ik input te krijgen van de wielerploeg achter mij maar er komt geen respons van de groep. Verrast door het wegvallen van de communicatie kijk ik achter mij om te vaststellen wat deze stilte veroorzaakt. Het collectief staart echter in stilte naar iets naast mij. Ik volg de zicht lijnen van hun blik om te ontdekken waarnaar ze kijken. Nog net zie ik hoe jij je bh laat vallen en met je duimen langs je dijen je slip laat zakken. Een seconden geleden was ik ervan overtuigd dat je in jouw ondergoed zou gaan zwemmen en nu stap je naast mij uit je slip. Je bent volledig naakt en je doet geen enkele poging om ook maar iets te verbergen. Je knoopt je haar vast en loopt het strand af het water in. “zo terug.” laat je mij weten. ”Oké!” roepen wij allen in koor. Iedereen is volkomen gefocust op jouw lichaam. Je loopt verder totdat het water aan je middel staat waarna je begint met zwemmen. Je billen snorkelen als twee verliefde otters achter je aan.
Langzaam zwelt het gekeuvel van de fietsmeneren weer aan. Iedere zin begint met het schrapen van een keel. De oudste lijkt het minst te vrezen en beschrijft de zeldzame aanblik zo neutraal mogelijk. “Nou dat zie je ook niet iedere dag” De andere schapen zijn blij dat de stilte is doorbroken en praten nu honderd uit. Ze zijn het met de oudste eens. Ik schijn een bofkont te zijn. Dat zou zo maar eens kunnen.
Dit is inderdaad een bijzonder prettige sensatie. Andere mannen, deze mannen, hebben jou naakt gezien. Ik ken ze niet, het zijn vreemden. Zij hebben alles van je kunnen zien. De complimenten over jou hebben natuurlijk een oppervlakkige basis maar het is prettig om te horen. Het was een prachtig gezicht om al die blikken over jouw lichaam te zien gaan. Iedere bureaurenner zag ik zijn favoriete plekje scannen.
Fietsende kantoormannen kennen veel andere fietsende kantoormannen. Je bent nog enkele meters verwijderd van onze boot in nood en de groep fiets forenzen is bijna verdubbeld. Ik realiseer mij dat in dit tempo de groep onvermijdelijk een onwenselijke omvang zou kunnen krijgen bij jouw aankomst. Er komt straks een moment waarop jij gaat ontdekken dat je exposure niet meer gelimiteerd is tot de beperkte groep mannen van weleer. Nog 90 meter. Ik tuur in de verte of ik kan ontdekken of het wat met je doet, maar ik kan niets ontdekken. Nog 80 meter. Er stoppen nog steeds nieuwe kantoorfietsers om zich aan te sluiten bij het peloton. Hangend over hun stuur wachten zij op het moment van aankomst. Zo hopen allemaal wat beelden te kunnen vangen om mee naar huis te nemen. Nog 70 meter. Mijn hart klopt in mijn keel. De groep wordt omvangrijk en er is geen weg terug meer voor jou. Ik krijg conflicterende gedachtes. Ik raak hier geweldig opgewonden van en wil het graag laten gaan maar ik moet nu ook verantwoordelijkheid nemen en indien nodig hulp bieden. Ik moet vechten tegen de roes, de droom waar de geilheid mij in wil trekken. Ik moet in het nu zien te blijven ter observatie van jou. Ik voel de wielerploeg branden in mijn rug. Wat nou als…. en hoe kan ik dit nog controleren? Nog 50 meter. De gemeenschappelijke wetenschap dat er straks een moment gaat komen waarop jij over moet gaan van zwemmen naar lopen geeft een gevoel van samenhorigheid. Iedereen weet dat jij jezelf zult moeten tonen. Het is een vorm van macht die wij hier aan de kant voelen. Wij blijven staan en jij moet ons tegemoet komen en je liquide deken laten vallen. Je moet zeker 10 meter overbruggen om naar het plekje op het strand te komen waar je handdoek ligt. Het worden 10 geweldige meters, daar zijn wij allen van overtuigd. Nog 25 meter. Er gaat niemand weg. Niemand beweegt en het is muis stil. Net als de wind.
Nog 10 meter. Je geeft de boot een zet richting het strand en daarmee is het moment daar. Je richt je op uit het water en blijft heel even staan om de eerste hoos water van je af te laten glijden. Het water stroomt in beekjes langs je lichaam omlaag. Het beekje wat in je liezen verdwijnt spreekt het meest tot de verbeelding. Inmiddels loop je nu richting het strand. Het is doodstil. Je borsten schommelen met iedere beweging mee en sommige mannen moeten even wegkijken om hun fysieke reactie onder controle te krijgen. Er pingelen druppels aan je harde tepels. Er wordt gekucht en bewogen als je kruis de wateroppervlakte verlaat. De groep begint als een organisch wezen te bewegen. Eenieder die nog geen vrij zicht had zoekt positie om deze te bemachtigen.
Ik haast mij nu toch naar je toe en reik je de mee gegriste handdoek aan. Maar in plaats van naar de handdoek te grijpen sta je met je haarbandje tussen je tanden je haren te herschikken.”snevewawchte”. Met je handen boven je hoofd. Dat vindt iedereen een uitstekende positie. Je wordt van top tot teen gescand. Je strikt je haar opnieuw en neemt de handdoek aan. Je begint met afdrogen en negeert daarbij de groep niet. Integendeel, je spreekt ze aan en raakt in gesprek met de groep. Wat je wel negeert is het feit dat je volledig naakt bent. Met de handdoek pak je regelmatig je borst vast om ze, opnieuw, af te drogen. Je kijkt iedereen aan terwijl je dat doet. Je haalt de handdoek aan de binnenkant van je been naar boven toe en als je bij je kruis aankomt laat je subtiel de bovenkant van je wijsvinger langs je schaamlippen glijden. Duidelijk opzettelijk en de groep siddert, krijgt vertrouwen en er wordt veel gelachen. Uiteindelijk valt de conversatie stil door gebrek aan passende onderwerpen bij dit moment. Als de stilte valt en de volgende stap voor het peloton onduidelijk is, is wat jou betreft de show ten einde en net als je in je slip wilt stappen spreek je de groep een laatste maal toe “Ach mijn heren, wat privacy alstublieft.” Ik weet niet wat er zojuist is gebeurt maar binnen 2 minuten is iedere opgestapt en weggereden. Er is niemand meer aanwezig rond onze strandplek.
De zon staat laag en het zal niet lang meer duren eer de zon achter de horizon verdwijnt. Je zit naast me en staart het meer over alsof er niets is gebeurd. Het overvalt me dat je hierin zeer geoefend lijkt. Deze kant heb ik nog niet eerder van je gezien en eigenlijk ook niet verwacht. Ik was ervan overtuigd dat wij ons in een nieuw avontuur hadden gestort, voor beiden nieuw. Hoe kon ik dit nou zo verkeerd hebben aangevoeld. Met enige angst voor het antwoord stel ik je toch de vraag: ”Heb je dit vaker gedaan?” Je antwoordt subiet, “Nee dit is de eerste keer. Dit is überhaupt de eerste keer dat een ander persoon, anders dan jij mij naakt ziet.” Je klinkt zeker, scherp, overtuigt, krachtig, onaantastbaar. Ik heb mij nog nooit zo sterk tot iemand aangetrokken gevoeld als nu tot jou.